Gisteren kwam de Raad van State met een vernietigend advies over het wetsvoorstel “langstudeerders”. De afdeling advisering stelde niet overtuigd te zijn dat het wetsvoorstel leidt tot een verhoging van het rendement met behoud van de kwaliteit van het onderwijs. Volgens de Raad van State zijn er vele andere mogelijkheden om de rendementen te verhogen. Daarnaast ziet de Raad van State drie grote bezwaren. Ten eerste botsen de doelstellingen die ten grondslag liggen aan het wetsvoorstel . Ten tweede wordt de effectiviteit van de maatregel in twijfel getrokken. Tot slot wordt het ontbreken van een overgangsregeling gelaakt.
De regering heeft op basis van dit advies alleen besloten om de bezuiniging op instellingen (universiteiten en hogescholen) te wijzigen. In het ingediende wetsvoorstel viel namelijk te lezen dat instellingen een generieke korting tegemoet kunnen zien. Deze korting wordt evenredig over de instellingen wordt verdeeld. De Raad van State heeft haar advies gebaseerd op het plan om instellingen per langstudeerder met 6000 euro te verlagen.
Hieronder staat een samenvatting van het advies dat de Raad van State gaf over de wetswijziging die nodig is om de Halbe-heffing in te voeren.
Doelstelling
Het wetsvoorstel heeft twee doelstellingen, een financiële en een onderwijsdoelstelling. Deze doelstellingen bijten elkaar op verschillende punten. Volgens de Raad van State voert daarbij het bezuinigingsmotief de boventoon. Daarnaast vraagt de Raad van State zich af of waarop het kabinet zich heeft gebaseerd als het denkt het aantal langstudeerders met 25% te verminderen. Met deze maatregelen worden de onderwijsdoelstelling (verbetering onderwijskwaliteit en daardoor minder studievertraging) namelijk niet gehaald. De Raad van State ziet meer in het intensiveren van het aantal contacturen en het verhogen van het niveau van het onderwijs. Hierdoor zullen de reële studieduur en de nominale studieduur elkaar naderen.
Effectiviteit: De Studenten
Het is maar de vraag of studenten bij het maken van hun studiekeuze goed genoeg zijn geïnformeerd over de aard en het niveau van de opleiding. Bovendien lopen zij op tegen barrières in de organisatie en verliezen zij bij het overstappen veel studiepunten. Het valt de Raad van State op dat aan dit soort factoren voor studievertraging geen aandacht wordt besteed in het wetsvoorstel.
De Raad van State pleit voor extra aandacht voor studenten die:
– tussentijds van studie veranderen (bijv. door het Bindend Studieadvies);
– een zware studie volgen (bijv. bètastudenten);
– afhankelijk zijn van het door de instelling gehanteerde aantal instroommomenten (bij één instroommoment voor de master lopen studenten die een paar studiepunten missen een heel jaar studievertraging op);
– afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van een stageplaats.
Het uitloopjaar zou voor deze studenten geen reële mogelijkheid vormen om de ontstane studievertraging op te vangen.
Tot slot adviseert de Raad van State het wetsvoorstel aan te passen omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen voltijd- en deeltijdstudenten. Ook studenten die een duale opleiding volgen moeten volgens de Raad van State meer tijd krijgen dan voltijdstudenten.
Effectiviteit: De Instelling
De Raad van State is zeer kritisch over het aanvankelijke plan om het budget van instellingen per langstudeerder met 6000 euro te verlagen. Die 6000 euro zou bestaan uit de som van het verhoogde collegegeld en een efficiencykorting van 3000 euro. Het kabinet heeft dit plan inmiddels laten varen en wil instellingen nu generiek korten. De korting zal evenredig worden verdeeld over alle instellingen.
De kritiek op het aanvankelijke plan was dat:
– diploma’s mogelijk minder waard worden;
– instellingen per 1 januari 2011 al op een andere wijze worden bekostigd. Zij krijgen geen geld meer voor studenten die niet nominaal studeren, daarbovenop een boete geven is mogelijk niet efficiënt;
– instellingen naast het bindend studieadvies geen mogelijkheden hebben om zich “tegen langstudeerders te verweren”;
– het onredelijk is om instellingen te laten opdraaien voor studievertraging die is opgelopen bij een andere instellingen.
Overgangsregeling
De Raad van State adviseert om een in het licht van het rechtszekerheidsbeginsel een overgangsregeling in te bouwen. Voor studenten die op 1 september 2011 studievertraging hebben opgelopen is het namelijk onmogelijk om het hogere collegegeld te ontgaan. Ook studenten die in het studiejaar 2011-2012 studievertraging oplopen moeten worden ontzien. Het verhoogde collegegeld zou daarna cohortsgewijs ingevoerd moeten worden.
Van website AKKUraatd.nl